A23-337

Brief 6: Langakkerzijl, 24 september 1630

Hoochgeborene grave Genadiger Heere

Nachdeme die wenter inmiddelst naderende is, hebbe ick onder andere meer, aendie E E Heeren Gedeputeerden beider provintien gescreven, dat haere doch eenmael order gelieven tegenen op die verfallene Boneschans, so tenemael onbequam is, wachten in te houden, gelijck U vorstlijcke Genaden, nefens die E Heeren gecomitierden beider provintien, selffves in oochschijn genomen hebben. Ick hebbe fijer man inleggen om die Landschaps materialen tebewaren ten eijnde dieselve niet distraheret en gestolen werden. Wij zijn alhier seer sober en nau behuttet, conden dieselve block hutten daeraff die gebinten, spanten en pannen noch goedt zijn, bequaem wt die Boneschans alhier gefoeret en wederom opgerichtet werden, waertoe seer bequame plaets is, om het land van alsdanige nodelose oncosten van vuer en heersen te bevrijen.

Die E Heeren gedeputeerden van Stat en omlanden hebben schoon resolutie genomen, die olde schanse te sliten en in plaetse een steenhuis ofte backoven en aen die dijck te setten om wacht in te houden, ten eijnde alle frauden van lorrendraijerije, so van in en vvtfarende goederen voortecomen. Versoecke om aengetogene redenen onderdanichst U E Genaden gelieven die genadige handt daer aen te houden, en die E Ed. Heeren Gedeputeerde van Vrieslant daertoe induceren, tot in desen eenparige resolutie genomen werde, waerna ick mij hebbe te richten.

Die wercken alhier en op Lijeroort sullen onveilbaer tegens midden october gereet en voltrocken zijn, tenware Godes weder sulckes marcklijcken dede verhinderen. Van nius althans niet, die penne weert, sal ick den Almoegenden getroulickt bidden U E Genaden ten conserveren in goede gesontheit en voorspoedige regierenge, met verblieven.

U E genaden stedes onderdanige dienar.

Langhackerzijl den 24 7bris  1630
Schelte van Aijsma 1630