De compagnieën

De compagnie vormde de kern van het Friese regiment. In de periode 1584-1631 bestond het Friese regiment uit 20 à 27 compagnieën. Een infanteriecompagnie bestond in de eerste helft van de 17e eeuw uit 150 koppen, te weten: een kapitein, een luitenant, een vaandrig, twee sergeanten, drie korporaals, drie adelborsten, twee trommelslagers, een schrijver, een chirurgijn, een provoost, 59 piekeniers en 75 musketiers.

De (onder)officieren in de compagnie waren duidelijk herkenbaar. Zo droeg de luitenant een partizaan, de vaandrig het vaandel en de sergeanten een hellebaard. Het gewone voetvolk bestond uit twee soorten soldaten: de piekeniers en de musketiers. De eerstgenoemde waren uitgerust met een helm, een halfharnas en een piek van maar liefst 5,5 meter lang. De bewapening van de musketier bestond officieel uit een helm, een musket en een steunvork. Tijdens een veldtocht ging ongeveer de helft van het Friese regiment mee op campagne, de rest bleef achter om het noordelijke grondgebied tegen vijandelijke invallen te beschermen.

Sergeant met hellebaard (Adriaen van der Venne, British Museum, ca. 1620, 0624.42.9)

Luitenant met partizaan (Adriaen van der Venne, British Museum, ca. 1620, 0624.42.8)

Piekenier (Adriaen van der Venne, British Museum, ca. 1620, 0624.42.2)

Musketier (Adriaen van der Venne, British Museum, ca. 1620, 0624.42.3)