De oorsprong van het Friese regiment

De oorsprong van het Friese regiment gaat terug tot de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). George van Lalaing, graaf van Rennenberg, richtte als stadhouder van de noordelijke gewesten Friesland, Groningen en Drenthe, in 1577 het regiment op. Het kreeg de naam van diens oprichter: het regiment Rennenberg. Dit regiment loopt in een directe lijn naar het huidige Regiment Infanterie Johan Willem Friso en vormt hiermee het oudste legeronderdeel van de Koninklijke Landmacht.

Na het verraad van de stadhouder – hij stapte in 1580 over naar de Spaanse zijde – kwamen Groningen en Drenthe weer in Spaanse handen. In Friesland bleven de opstandelingen de dienst uitmaken en werd Willem van Oranje-Nassau als nieuwe stadhouder aangesteld. Diens neef Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg nam het commando over van het regiment Rennenberg. Vanaf dat moment kreeg het de achternaam van de nieuwe aanvoerder en ging voortaan als het Nassause regiment door het leven. Aangezien het regiment in de praktijk bekostigd werd door de Staten van Friesland werd het in eigentijdse bronnen voornamelijk aangeduid als het Friese regiment.

Het Friese regiment trachtte in de periode 1580 tot 1594 de gewesten Groningen en Drenthe te heroveren op de Spanjaarden. In 1594 werd het geduld en de standvastigheid van Willem Lodewijk beloond en kwam het gehele noorden weer in handen van de opstandelingen. Groninger officieren die dienden binnen het opstandelingenleger, later ook wel het Staatse leger genoemd, deden dit noodgedwongen binnen het Friese regiment. Nadat Groningen weer in Staatse handen was, werd er ook een eigen Groninger regiment opgericht. Zodoende bestonden de noordelijke of Nassause troepen vanaf die tijd uit een Friese Nassause en een Groninger Nassause regiment. In 1604 bestond het noordelijke leger onder aanvoering van Willem Lodewijk uit 22 Friese, 13 Groninger en 2 Drentse compagnieën. Interessant is dat begin 17e eeuw het Groninger regiment waarschijnlijk nog niet beschikte over genoeg capabele en betrouwbare kapiteins want van de 13 compagnieën waren er uiteindelijk vier Friese.

In 1631 werd door de Staten van Friesland het besluit genomen om het Friese regiment, dat inmiddels uit 27 compagnieën van 150 man en één compagnie van 200 man bestond, op te delen in twee Friese regimenten. De Raad van State in Den Haag gaf in 1633 haar officiële goedkeuring. De noordelijke troepen volgden hiermee het voorbeeld van de Hollandse regimenten. Met de deze verandering werd de regimentstructuur binnen het Staatse leger gelijk getrokken. Binnen de Nassause regimenten werd de functie van kolonel altijd vervuld door de Friese stadhouders en was de rang van luitenant-kolonel het hoogst haalbare voor de gewone officier. Met de nieuwe situatie konden ook officieren de rang van kolonel behalen. De Friese stadhouders functioneerden voortaan als kapitein-generaal van alle Nassause regimenten. Hieronder is een overzicht van alle Nassause regimenten die gedurende de Tachtigjarige Oorlog actief waren:

  • Fries regiment, opgericht 1577 (Ringoir, IR 577)
  • Groninger regiment, opgericht 1595 (Ringoir, IR 595)
  • Fries regiment, opgericht in 1631 (Ringoir, IR 633)
  • Gecombineerd Fries-Groninger regiment, opgericht 1639 (Ringoir, IR 639)

Na onenigheid in 1647 gaat dit regiment verder als een Fries regiment. De Groningers richten in datzelfde jaartal een tweede Groninger regiment op:

  • Groninger regiment, opgericht 1647 (Ringoir, ?)

Vermeldingswaardig is ook het Hoogduitse (Nassause) regiment. De jongere broer van Willem Lodewijk, Ernst Casimir, stond sinds 1599 als kolonel aan het hoofd van dit regiment. Het bestond uit 10 compagnieën met in totaal 2.000 soldaten. Aangezien bijna alle kapiteins afkomstig waren uit Duitsland ontving het zijn naam Hoogduits. Het regiment stond de eerste jaren op repartitie van Friesland, daarna werd het door Holland betaald. Eén compagnie, die van Bartholemeus Andrio Walsdorffer, bleef op repartitie van Friesland staan. Na de dood van Ernst Casimir in 1632 volgde zijn zoon Hendrik Casimir hem als kolonel op. Het regiment was nauw verweven met de Friese en Groninger regimenten. Sommige Friese of Groninger officieren begonnen, in afwachting van een kapiteinsplaats binnen hun eigen regiment, als kapitein binnen het Hoogduitse regiment. Ook vestigde enkele Duitse kapiteins zich definitief in de Republiek en huwden zelfs met dochters van Friese of Groninger kapiteins.

Infanteriecompagnie met vooraan de piekeniers, achteraan de musketiers (Rijksmuseum, SK-A-606)