Grafkelder
Grafkelder
De oorsprong van de kerk van Schettens gaat terug naar de 13e eeuw. Halverwege de 19e eeuw verkeerde het bouwwerk in zeer slechte staat. De bouwvalligheid had mogelijk te maken met het afgraven van de terp van Schettens rond 1830. Er bestond een levendige handel in de vruchtbare terpaarde. De scheuren in het muurwerk waren mogelijk het resultaat van destabilisatie van de terp. In 1865 werd de kerk, met uitzondering van de fundering, afgebroken en bijna volledig nieuw opgebouwd. Gelukkig werden de zes oude graven in het middenpad gespaard. Ook werden grote eikenhouten balken uit de oude kerk hergebruikt. Uit dendrologisch onderzoek is gebleken dat deze balken uit de 13e eeuw stammen.
Enkele jaren geleden was de kerk door achterstallig onderhoud toe aan een grote restauratie. Bij het verwijderen van een oude tegels in de kerk, stuitten vrijwilligers al snel op een rond muurtje van oude ‘geeltjes’. Uiteraard werd besloten voorzichtig verder te graven, waarbij duidelijk werd dat het muurtje de toegang bleek te zijn van een eeuwenoude grafkelder. Met behulp van een ‘selfiestick’ met camera en een losgewrikte steen, kwam er zicht op de toestand waarin de kelder zich bevond. Naast veel puin en aarde, lagen er ook beenderen en schedels. Al snel werd duidelijk dat dit de grafkelder van de familie Van Aysma moest zijn.
Het kerkbeheer zag hier een unieke mogelijkheid om de grafkelder toegankelijk te maken en kreeg daarbij de steun van zowel de Gemeente Sudwestfryslan als de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). De grafkelder werd archeologisch onderzocht, waarbij alles werd afgevoerd voor onderzoek. De botten en schedels werden ook onderzocht door een fysisch antropoloog. Tevens werden uit de kiezen van de vijf gevonden schedels DNA monsters genomen.
In de volgende fase werd de kelder voorzien van een nieuwe toegang, die keurig verborgen in het looppad ligt. Hierdoor behield de symmetrisch ingerichte kerk, zijn typisch 19e-eeuwse authentieke charme. In de grafkelder zelf werd alle aarde en het 19e eeuws bouwpuin verwijderd. Als bodem kwam een schitterende vloer van Friese 17e eeuwse geeltjes tevoorschijn. Twee langwerpige poeren staken circa 10 cm boven de vloer uit en vormen de constructie waarop de kisten geplaatst konden worden. De kisten stonden hierdoor niet op de vochtige ondergrond.
Boven de grond werd de houten vloer die decennialang de grafsteen bedekte definitief verwijderd. Het koorhek dat in de 19e eeuw op het bovenste deel van de grafsteen was geplaatst, kreeg scharnieren. Hierdoor kan het koorhek voor speciale gelegenheden opengeklapt worden en is de fraai gebeeldhouwde steen voor het eerst in eeuwen weer in volle glorie te bezichtigen.