Kapitein
Tot 1606 was Schelte luitenant binnen de compagnie van Jan van Burmania. Tijdens het Beleg van Rijnberk in 1606 stierf Jan van Burmania en werd Schelte bevorderd tot kapitein.[i] Hiermee bereikte Schelte het doel van menig militair: een eigen compagnie. Een infanteriecompagnie bestond in de eerste helft van de 17e eeuw uit 150 koppen, te weten:[ii] een kapitein, een luitenant, een vaandrig, twee sergeanten, drie korporaals, drie adelborsten, twee trommelslagers, een schrijver, een chirurgijn, een provoost, 59 piekeniers en 75 musketiers. Tussen 1606 en 1631, in totaal 25 jaar van zijn leven, voerde Schelte als kapitein het bevel over zijn compagnie voetsoldaten binnen het Friese-Nassause regiment.
De (onder)officieren in de compagnie waren duidelijk herkenbaar. Zo droeg de luitenant een partizaan, de vaandrig het vaandel en de sergeanten een hellebaard. Het gewone voetvolk bestond uit twee soorten soldaten: de piekeniers en de musketiers. De eerstgenoemde waren uitgerust met een helm, een halfharnas en een piek van maar liefst 5,5 meter lang. De bewapening van de musketier bestond officieel uit een helm, een musket en een steunvork.[iii]
Voor het jaar 1628 een deel van Scheltes compagnie viel te reconstrueren. In ieder geval alle (onder)officieren zijn bekend en zelfs enkele manschappen. In dit jaar was Frans van Husum de luitenant en Rienck van Adelen de vaandrig. Intse Tjerck Tijnga was de oudste sergeant en liep al sinds de oprichting van de compagnie in 1606 mee. De andere sergeant was Jurrien Velsers. De functies van korporaals werden respectievelijk vervuld door Berent van Bilderbeke, Joost Daniëls en Hendrik Lanckaer. Compagnieschrijver was Tiete Gravius en de veldscheerder (barbier en chirurgijn) Mr. Jillis [iv].
In 1612 trad Schelte in het huwelijk met Tjemck Sybrandsdr van Osinga (1593-1653). Tjemck was de dochter van de grietman van Wonseradeel en afkomstig van de Osinga State te Schettens. Een jongere broer van Tjemck, Jancke van Osinga, diende later in de compagnie van Schelte als korporaal van de adelborsten. De zus van Tjemck, Ath van Osinga, trouwde op haar beurt weer met Julius Sagemans, de zoon van sergeant-majoor Jan Sagemans.[v] Vermoedelijk hebben Schelte en Tjemck na hun huwelijk op de Aysma State in Beetgumermolen gewoond. Daarnaast had het stel ook een huis in de Grote Hoogstraat te Leeuwarden.[vi]
Als kapitein van een infanteriecompagnie kreeg Schelte voortdurend opdracht zich naar een nieuwe locatie te begeven. Er werden heel wat kilometers afgelegd. Soms verbleef de compagnie voor langere tijd als garnizoensbezetting op één en dezelfde plek, veelal in een schans of vesting. Dan weer maakte zij deel uit van het veldleger en trok het hele land door. De bronnen tonen aan Scheltes gezin met hem meereisde, soms zelfs naar het buitenland. In 1620 werd Scheltes dochtertje Ath in Leerort geboren[vii]. Door deze vermelding weten we dat Scheltes compagnie in dat jaar in de schans van Leerort gestationeerd was. Deze versterking was een vooruitgeschoven Nederlandse verdediging in het Duitse graafschap Oost Friesland. Het Staatse leger had sinds het begin van de 17e eeuw op deze strategische plek, net als in Emden, een Nederlandse bezettingsmacht. De vermelding correspondeert met een andere bron waarin duidelijk wordt dat op 21 september 1622 Scheltes compagnie met enkele schepen uit Leeroort in de stad Groningen arriveert. Hij kreeg hierbij alle assistentie die nodig was om zijn doortocht zo spoedig mogelijk te laten verlopen[viii]. Door deze twee vermeldingen kunnen we vaststellen dat de compagnie op z’n minst tussen 1620 en 1622 in de schans van Leeroort verbleef.
In 1623 zien we dat Schelte serieus de overstap van het militaire bedrijf naar de politiek overweegt. Zijn schoonvader Sybrand van Osinga was inmiddels overleden en Schelte hoopte hem als grietman van Wonseradeel op te kunnen volgen. Tijdens de verkiezingen die volgden moest Schelte het opnemen tegen drie andere kandidaten. Aangezien Wonseradeel de grootste en meest ‘profitelijckste’ grietenij van Friesland vormde, stond er voor de kandidaten veel op het spel. Het kopen van stemmen, de zogenaamde ‘kuiperijen’, kon voor een kandidaat een kostenpost van duizenden guldens worden die alleen voor de winnaar rendabel zou worden. Schelte moest het uiteindelijk afleggen tegen Tjaard van Aylva, die tot 1647 grietman van Wonseradeel bleef.[x] Wel betrokken Schelte en Tjemck vanaf dat jaar de Osinga State en kwam dit landhuis voortaan in de handen van de familie Lauta van Aysma. Schelte keerde weer terug naar het leger en richtte zich in de toekomst op zijn militaire carriere.
In februari 1625 geeft een sterfgeval een aanwijzing waar de compagnie van Schelte zich ophield. Het was Scheltes zwager Jancke van Osinga die op 22-jarige leeftijd in de buurt van Gouda overleed[xi]. Omstreeks dezelfde tijd kregen ook andere Friese compagnieën de opdracht om naar Breda op te trekken. [xii] Deze stad werd sinds 28 augustus 1624 belegert door de Spanjaarden. Prins Maurits probeerde het beleg met een groot ontzettingsleger te voorkomen. De compagnie van Schelte zal de reis per schip hebben afgelegd en passeerde op de heenreis de stad Gouda.
Scheltes compagnie hield, in ieder geval in het winterseizoen van de jaren 1627 en 1628 garnizoen binnen het kleine vestingstadje Stavoren. De leverantie van turf en kaarsen aan Scheltes eenheid getuigen hiervan: ‘de magistraet van Staveren ordonnantie geaccordeert vande leverantie van turff ende keerssen tot dienste vande Compaignie van Schelte van Aijsma ter somma van 70 ₤’[xiii]. In de eerste eerste helft van het jaar 1628 verbleef de compagnie in de stad Groningen[xiv]. In oktober van dat jaar trok zijn eenheid door naar de in aanbouw zijnde Langakkerschans.[xv]
[i] W. Bergsma, Enege gedenckwerdege geschiedenissen. Kroniek van de Friese militair Poppo van Burmania uit de Tachtigjarige Oorlog. p. 16
[ii] In 1629 werd besloten tot verhoging naar 175 koppen: Enege gedenckwerdege geschiedenissen. 96
[iii] Jan Jansen, Nederlandtsche placcaet-boeck: waerinne alle voornaemste placcaten …, 1644, Volume 1, p. 480
[iv] Namen der geenen dije ten tijde mijnner bedieninge in de fortesse van Bellingwolsterzijl
haer hebben van nieuws tot den Avontmael begeven. Ledematen van Oude Schans, ingevoerd maart 2006 Edsko Havinga.
Correcties Geert Kamphuis, augustus 2006. www.lidmatengroningen.nl/Oudeschans.htm en Huwelijksinschrijvingen van militairen in de stad Groningen 1623-1636. Door: Joop van Campen. http://www.ngv.nl/wwwGRN/Artikelen/Huwelijksinschrijvingen%20militairen%201623%20-1636.pdf
[v] Jan Sagemans (1553-1625), diende volgens zijn epitaaf in de kerk van Bolsward sinds 1573 in het opstandelingenleger, trad in 1583 in dienst van het Friese regiment en werd in 1590 aangesteld als kapitein. In 1604 volgde een promotie tot sergeant-majoor.
[vi] www.mpaginae.nl/Beroepen/lijstgrcons.htm. Lijst gebaseerd op Beroepen en namen in de Groot- Consentboeken Leeuwarden 1580-1680, Klapper K30,2, Historisch Centrum Leeuwarden.
[vii] Lidmatenboek kerk Schettens
[viii] Groningerarchief, toegangsnr. 1, inv. nr. 118, 21 september 1622
[ix] Groningerarchief, toegangsnummer 1, inv nr 124, 13 jan 1635
[x] Hotso Spanninga, Gulden vrijheid?: politieke cultuur en staatsvorming in Friesland, 1600-1640, p. 69-70
[xi] Stamboek Friese adel, deel?, p.194
[xii] Kroniek Poppo van Burmania, p. 90
[xiii] Tresoar, Register betalingsordonnanties ontvanger generaal kloostergoederen 117
[xiv] Huwelijksinschrijvingen van militairen in de stad Groningen 1623-1636. Door: Joop van Campen. http://www.ngv.nl/wwwGRN/Artikelen/Huwelijksinschrijvingen%20militairen%201623%20-1636.pdf
[xv] Correcties Geert Kamphuis, augustus 2006. www.lidmatengroningen.nl/Oudeschans.htm